Het Frans-Amerikaanse offensief van november 1944 was een succes en resulteerde in de bevrijding van het grootste deel van de Elzas. De Duitsers behielden echter een groot bruggenhoofd op de westelijke oever van de Rijn rond de stad Colmar. Een doorn in het oog van de geallieerde 6e Legergroep.
Nadat ze het Duitse verzet in de Vogezen en bij de Bourgondische Poort hadden gebroken, bereikten de geallieerden de Rijn in Straatsburg en bij Mulhouse. Tussen deze punten wisten Duitse troepen 65 kilometer van de westelijke oever van de Rijn vast te houden, gecentreerd rond de stad Colmar.
Vroege pogingen om dit gebied in te nemen mislukten vanwege logistieke problemen en de onervarenheid van het snel groeiende Franse leger. Persoonlijke factoren droegen ook bij aan de situatie. Generaal Leclerc weigerde aanvankelijk te dienen onder generaal De Lattre omdat hij onder het Vichy-regime had gediend. De poging om de Zak van Colmar eind december te verkleinen was geen succes.
Adolf Hitler vond dat de Elzas deel uitmaakte van het Groot-Duitse Rijk. Hij wilde de Zak van Colmar daarom tegen elke prijs behouden als springplank voor een offensief om de regio opnieuw te veroveren. Om zich van succes te verzekeren, vertrouwde hij het commando in het gebied toe aan de beruchte Heinrich Himmler, de Reichsführer van de SS.
Op 8 januari 1945 begon het zuidelijke deel van Operatie Nordwind. Duitse eenheden vielen aan vanuit de Zak van Colmar, met als doel de herovering van Straatsburg. Na enkele dagen van hevige strijd werden ze verslagen door het Franse 2e Legerkorps.
Op 20 januari, tijdens hevige sneeuwval, zette het Franse 1e Leger koers naar de Zak van Colmar. Ze werden bijgestaan door Amerikaanse eenheden en de 2e Pantserdivisie van Leclerc. Ondanks de verrassingsaanval boden de Duitsers felle weerstand. Pas op 2 februari zetten Franse troepen voet in Colmar. De restanten van de Duitse verdediging werden de volgende dag opgeruimd. De laatste overblijfselen van het Duitse verzet werden op 9 februari gebroken.