Ten tijde van de Italiaanse veldtocht volgde Sergio Pivetta zijn militaire opleiding bij de Alpine troepen van het Koninklijk Italiaans Leger. In 1944, tijdens de Slag bij Monte Cassino, betoonde dit bataljon zich bijzonder moedig in zijn poging om de strategische Monte Marrone te veroveren. Na de oorlog werd Pivetta bevorderd tot de rang van luitenant-kolonel.
Toen op 8 september 1943 de geallieerde invasie van Italië begon, was de 21-jarige Sergio Pivetta soldaat in opleiding bij het Koninklijk Italiaans Leger. Hij meldde zich aan bij het Alpine Bataljon Piemonte, een eenheid van Italië’s ‘Eerste Gemotoriseerde Groep’ die opgenomen was in het Amerikaanse 5e Leger. Met dit bataljon nam hij deel aan de Italiaanse veldtocht. Pivetta werd niet alleen gedreven door militaire trots, maar ook door zijn de wens om Noord-Italië, zijn geboortegrond, zo snel mogelijk te bevrijden.
Tijdens de Slag om Monte Cassino in maart 1944 probeerde Pivetta’s bataljon de Duitse Gustav-Linie te doorbreken en wisten ze de top van de Monte Marrone (1.770 m), even ten oosten van Cassino, te bereiken. Maar verder kwamen ze niet. De Monte Marrone bleek voor de geallieerden ‘onneembaar’ en voor de Duitsers ‘onbetwistbaar’. Voor zijn dappere strijd werd Pivetta’s bataljon onderscheiden met de Zilveren Medaille voor Militaire Moed.
Na de oorlog bouwde Sergio Pivetta een succesvolle carrière op als universitair docent Lichamelijke Opvoeding en Sport en schreef hij diverse boeken en artikelen. Ook was hij actief lid van veteranenorganisaties van het Koninklijk Italiaans Leger. In 1975 verscheen zijn ‘Tutto per l’Italia’, een verslag van zijn oorlogservaringen van 1942-1945. Van de royalties die hij hiervoor ontving, liet hij een monument plaatsen op de top van de Monte Marrone: een zes meter hoog kruis, met daar bovenop een adelaar. In 1995 is Sergio Pivetta bevorderd tot Luitenant-kolonel.