Sleutel tot de bevrijding van West-Europa
De Slag om Normandië, uitgevochten tussen de landingen op 6 juni 1944 en de bevrijding van Parijs op 25 augustus, wordt vaak over het hoofd gezien. Toch bepaalde deze campagne het verloop van de oorlog in Noordwest-Europa. De verliezen waren enorm: in 80 dagen werden meer dan 100.000 mensen gedood, waarvan 20.000 burgers.
Op de avond van D-Day, op 6 juni 1944 hadden de geallieerden op alle vijf de invasiestranden een steunpunt ingericht. Het Duitse militaire gezag was verrast en de operatie was tot nu toe succesvol, maar er was nog een lange weg te gaan. Het geallieerde doel was nu het samenvoegen van de bruggenhoofden tot een gesloten front en het aanvoeren van versterkingen, voordat de Duitsers zich konden herstellen.
In deze dodelijke race speelde logistiek een essentiële rol. Daarom was de geplande bouw van een enorme kunstmatige haven bij Arromanches van vitaal belang, net als de verovering van de diepzeehaven van Cherbourg.
Nadat de geallieerden over land en in de lucht suprematie hadden bereikt, slaagden ze erin om door de Duitse linies ten westen van Saint-Lô te breken. Dit gebeurde op 25 juli, na een lange en gevaarlijke tocht door het heggenlandschap. De Slag om Normandië eindigde met de omsingeling van de Duitse troepen in de zogenoemde Falaise-Argentan pocket, tussen 19 en 22 augustus, en de haastige terugtocht over de rivier de Seine door de overgebleven soldaten van het Duitse leger. Dat maakte de weg vrij voor de snelle bevrijding van de rest van Frankrijk en België.
De militaire begraafplaatsen, verspreid over Normandië, herinneren ons aan de hoge prijs die Europa betaalde om zijn vrijheid te heroveren. In Normandië stierven in totaal 80.000 soldaten. Ook 20.000 burgers lieten het leven en het land zelf werd grotendeels verwoest.