Een trainingscentrum van de nazi-elite in de Eifel
De Ordensburg Vogelsang was een opleidingscentrum voor de opkomende nazi-elite. Jonge cadetten werden hier overtuigd dat ze van een superieur ras waren en dat het gerechtvaardigd was zich van andere mensen te ontdoen. De imposante architectuur demonstreerde de kracht van het ‘arische superras’. Echter, voor de geallieerden die Vogelsang in 1945 innamen, werd het een symbool van de overwinning van de democratie.
Ondanks dat er geen schot was gevuurd, gold het toch als een overwinning op nazi-Duitsland toen op 4 februari 1945 soldaten van de 9e Amerikaanse Infanterie Divisie Ordensburg (ordeburcht) Vogelsang innamen. In de jaren voor de oorlog diende het gigantische complex als een prestigieuze opleidingsplek voor een opkomende nazi-elite.
Maar, zoals Time Magazine toen ironisch opmerkte, “er paradeerden geen supermensen in de burcht Vogelsang”. Hoewel er geen grootscheepse vernietiging plaatsvond, konden de Amerikaanse soldaten het niet laten om hun wapens leeg te schieten op een aantal beelden die het superieure Germaanse ras symboliseerden.De nationaalsocialistische Ordensburg Vogelsang was een van de grootste bouwprojecten van het derde rijk. Het werd gebouwd in de jaren 30 in de stijl van een middeleeuwse burcht. Op een spectaculaire plek in de Eiffel, kijkt het uit over het meer van Urft. Het was duidelijk bedoeld om met zijn architectuur mensen te imponeren. Vogelsang werd het paradepaardje van het opschepperige nationaalsocialisme. Het doel was om hier de nationaalsocialistische leiders van de toekomst op te leiden. De jonge cadetten, junkers genaamd, werden militair, lichamelijk en geestelijk gedrild, vaak in een sfeer van ideologische en mystieke rituelen. Vogelsang gaf zijn cadetten de overtuiging dat ze een nieuwe elite vormden met een onvervreemdbaar recht op macht.
Met het uitbreken van de oorlog werden alle opleidingen gestaakt. Overtuigd van een arisch superioriteitsgevoel, schreven honderden Vogelsang studenten zich in voor het leger. Vele van hen kregen administratieve taken in het bezette Polen, Oekraïne, Wit-Rusland en de Baltische staten en speelden daarbij een rol in etnische zuiveringscampagnes en andere oorlogsmisdaden.