De brand van het Justitiepaleis op 3 september 1944 blijft één van de sleutelmomenten van de bevrijding van Brussel. In de collectieve herinnering heeft deze aangestoken brand, voor zover dat nog nodig was, de haat voor de bezetter verder aangewakkerd. Vuur aan de horizon als laatste echo van de bezetting of als symbool voor de hervonden vrijheid?
Op 1 september bezetten 200 tot 250 Duitse soldaten het Justitiepaleis. Het meubilair van zeven zittingszalen werd weggehaald. Het verslag van de latere “Commissie van het Justitiepaleis” vermeldt dat er machinegeweren werden opgesteld, gericht op het Poelaertplein. In de loop van de dag op drie september verliet meer dan het helft van de soldaten het paleis. Een klein honderdtal bleef ter plekke. Er was sprake van de koepel te laten ontploffen. Was het om documenten te vernielen of de meetapparatuur in de koepel? Dat blijft een mysterie. Eind augustus werden in het Ministerie van financiën en in het Justitiepaleis al vele dossiers verbrand. Aan de buitenzijde van de koepel werden springladingen aangebracht en in de kelders werd munitie geplaatst. Rond 17u hoorde men een ontploffing die voor grote schade zorgde aan o.m. de griffie van de rechtbank van koophandel, het Hof van Assisen en de bibliotheek. Het meubilair werd vernield, schilderijen en tapijten vatten vuur. De koepel stortte in. Het personeel van het paleis dat ter plaatse was gebleven, poogde te redden wat er te redden viel. Verschillende brandweerlui raakten gewond. Op 4 september steeg er nog steeds een rookzuil op uit het paleis. Die was van kilometers ver zichtbaar.
De Brusselaars kwamen kijken wat er aan de hand was. De legende wil dat ze de archieven gered hebben, maar dat ook kisten wijn en sterke drank van de Duitsers werden meegenomen. Volgens sommigen was er sprake van echte plunderingen. Wat er ook van zij, de brand zou in ieders geheugen verankerd blijven.
Met de steun van de Federatie Wallonië-Brussel en in samenwerking met CEGE-SOMA.