In december 1944 zette Hitler een laatste aanval in, die bekend is geworden als het Ardennenoffensief (Battle of the Bulge). Dit offensief begon op 16 december en was een laatste wanhoopspoging van de Duitse Wehrmacht om door de geallieerde linie van Luxemburg tot Antwerpen heen te breken. De tanks van luitenant-kolonel Peiper’s 1e SS Pantserdivisie reden de Ardennen binnen met als doel de Maasbruggen te veroveren en via Luik door te stoten naar de haven van Antwerpen. Op 17 december stuitten Peiper’s mannen op de kruising van Baugnez op het Amerikaanse 285e Veldartillerie Observatie Bataljon, dat zich in Saint-Vith bij de Britse 7e Pantserdivisie wilde voegen. De Amerikanen waren veel minder zwaar bewapend dan de Duitsers, zodat er niets anders op zat dan zich over te geven.

De circa 120 Amerikaanse krijgsgevangenen werden naar een nabijgelegen weiland geleid waar, om nog altijd onbekende redenen, de Duitsers het vuur op de Amerikanen openden. 84 van hen kwamen daarbij om.

Tijdens de doorbraak van de Duitsers door de Amerikaanse linies is veel bloed vergoten, van geallieerde krijgsgevangenen, maar ook van Belgische burgers. Er werden nog meer massamoorden gepleegd, in Bande, Noville, Stavelot, Bourcy, Houffalize, Cheneux, La Gleize, Stoumont, in het gebied tussen Stavelot en Trois-Ponts, in Lutrebois en Petit Their.

In 1946 zijn de vermoedelijke daders van het Bloedbad van Malmédy voor het Militair Tribunaal in Dachau geleid, dat zich boog over alle oorlogsmisdaden tijdens het Ardennenoffensief waarvan de Kampfgruppe Peiper werd verdacht. Meer dan 70 Duitsers stonden terecht, 43 van hen werden ter dood veroordeeld, maar geen van die vonnissen is daadwerkelijk uitgevoerd. 22 daders werden veroordeeld tot levenslang.