Tijdens de geallieerde invasie van Normandië woonde Arlette Varin, tien jaar oud, in de stad Lisieux. Op 6 juni 1944 verloor ze een deel van haar familie. Ze heeft dit de geallieerde soldaten nooit kwalijk genomen. Wel voelde zich enorm schuldig, omdat zij het wel had overleefd.
Arlette Varin woonde met haar familie niet ver van het spoorwegstation van Lisieux, Normandië. Tijdens de Duitse bezetting ging het dagelijks leven vrijwel ongestoord door, ook al waren de Duitse troepen vlak bij hun huis gelegerd. Toen Arlette en haar broer op een dag in de tuin speelden, hoorden ze een luchtalarm. Iedereen rende de keuken in, de kinderen doken onder de tafel, zoals ze dat op school hadden geleerd.
Die nacht, op 6 juni 1944 om 8 uur ‘s avonds, was Lisieux een van de steden die zwaar werden getroffen door de geallieerde bombardementen van Operation Overlord. Een groot deel van de stad werd verwoest, waaronder het huis van Arlette. Arlette overleefde het, maar haar broer kwam om het leven en haar grootmoeder raakte zwaar gewond. Na het bombardement werd Arlette samen met 50 andere inwoners van Lisieux overgebracht naar een boerderij op het platteland. Op de weg erheen werd de groep evacuees beschoten door geallieerde vliegtuigen, die hen aanzagen voor Duitse soldaten.
Toen Arlette enkele dagen later terugging naar huis, vond ze haar moeder dood en haar vader zwaar gewond onder het puin. Twee weken later bezweek haar grootmoeder aan haar verwondingen.
Na de oorlog ging Arlette met haar familie terug naar het verwoeste Lisieux. Ze maakte haar schoolopleiding af en kreeg een baan als secretaresse, eerst in Lisieux, daarna in Caen, waar ze nog altijd woont. Ondanks alles heeft Arlette de geallieerde soldaten nooit iets verweten. Wel voelde ze zich intens schuldig dat haar broer is omgekomen, terwijl ze het zelf heeft overleefd.