George John Lionel Maduro kwam op 10-jarige leeftijd vanuit Willemstad (Curaçao) naar Den Haag. Bij het uitbreken van de oorlog was hij student én officier der Nederlandse cavalerie. Hij onderscheidde zich tijdens de Meidagen van 1940 door zijn optreden in de Slag om de Residentie, de eerste grootschalige luchtlandingsaanval in Nederland door de Duitsers. Na de capitulatie weigerde hij een Jodenster te dragen (hij was een Sefardische Jood) en sloot hij zich aan bij het verzet. Hij dook onder, werd opgepakt, gevangen gezet in het Oranjehotel, en na een paar weken weer vrijgelaten.
De tweede arrestatie van Maduro was een vergissing. Hij waagde zich eind juni 1941 in Den Haag een avond op straat en werd opgepakt, maar kwam op 19 december wederom vrij. Maduro besloot toen naar het zuiden te vertrekken met een aantal neergeschoten geallieerde piloten met het plan naar Engeland te ontkomen om zich daar bij het bevrijdingsleger aan te sluiten. Dit mislukte. Door verraad werd hij op 4 september 1943 gearresteerd in Charlesville aan de Franse grens en gevangen gezet in Straatsburg. In november 1944 werd George Maduro naar het concentratiekamp Dachau getransporteerd, waar hij ziek arriveerde. In kamp Dachau brak een tyfusepidemie uit. Doordat George al verzwakt was kwam hij de besmetting met deze ziekte niet te boven. Hij stierf op 28-jarige leeftijd 9 februari 1945. Op 17 april werd Dachau bevrijd door Amerikaanse troepen.
Voor het huis aan de Frederik Hendriklaan 111, een van zijn onderduikadressen, ligt nu een Stolperstein. De Miniatuurstad Madurodam (George Maduroplein 1, 2584 RZ Den Haag) werd na de oorlog ter nagedachtenis aan hem gerealiseerd (financieel)mogelijk gemaakt door zijn ouders. In het Haags Historisch Museum (Korte Vijverberg 7, 2513 AB Den Haag) ligt het uniform van Maduro uit het Nederlandse leger.