Als artillerie-officier van de 101e Luchtlandingsdivisie trok Parker Alford naar Normandië, voor de D-Day invasie. Voorafgaand aan D-Day was hij gestationeerd in de buurt van Newsbury, Engeland. In de bossen lag een verscholen kampement, waar de geallieerden hun troepen en materieel verzamelden om ze aan het oog van de vijand te onttrekken.
Parker A. Alford diende in het 3e Bataljon van het 501e Parachute Infantry Regiment (PIR), onderdeel van de 101e Luchtlandingsdivisie. Deze was in 1942 opgericht in Camp Toccoa, Georgia U.S.A. Alford was als artillerie officier gelegerd in Engeland toen hij gehoor gaf aan de oproep voor artillerie waarnemers voor de luchtlandingstroepen. Na zijn opleiding werd hij ingedeeld bij het 501e PIR. Zijn taak was contact onderhouden met de marine voor het geval het bataljon artilleriesteun nodig had.
Met de 101e Airborne Divisie nam Alford in mei 1944, voor het oog van generaal Eisenhower en Winston Churchill, deel aan een grootschalige parachuteoefening. Het was geen succes, door de harde wind vielen veel gewonden. Op 18 mei 1944 werd Alford met zijn eenheid ondergebracht in een diep in de bossen afgezonderd kampement bij Newsbury, in het zuidwesten van Engeland. In zijn memoires beschrijft hij het geïsoleerde bestaan in dat kampement, ingericht ter voorbereiding op het vertrek naar Normandië. Contact met andere bataljons was verboden. Elk bataljon was “geheel omsloten door 3,5 meter hoog prikkeldraad, en de eenheden waren strikt van elkaar gescheiden.” Alford schrijft dat zijn eenheid “die hele periode geen post of telefoon ontving en niet met anderen mocht praten. Maar de mannen accepteerden die zware condities, want ze wisten dat op dit cruciale moment in de strijd zelfs de geringste fout de hele operatie had kunnen doen mislukken.”
Memoires van geallieerde soldaten worden bewaard in het D-Day-archief. Ze zijn op verzoek in te zien in het Historic Centre in Portsmouth.