Prins Karel van België, broer van koning Leopold III, was regent van België van september 1944 tot juli 1950. In die tijd volgden negen verschillende regeringen elkaar op. Zijn regentschap werd verzwakt door de koningskwestie en het moeizame naoorlogse economische herstel van het land.
Tijdens de Duitse bezetting van België in de Tweede Wereldoorlog stond de Belgische koning Leopold III onder huisarrest in zijn kasteel in Laken. Kort voor de bevrijding van België werd hij met zijn gezin naar Duitsland gedeporteerd. Zijn broer prins Karel wist te ontsnappen en hield zich tot aan de bevrijding schuil in Sart-lez-Spa.
Omdat koning Leopold III nog in het buitenland was en officieel ‘niet tot regeren in staat’ was bevonden, werd zijn broer prins Karel op 20 september 1944 aangewezen als regent. Die steunde het beleid van de regering in ballingschap. In mei 1945 werd Leopold III door de Amerikanen bevrijd. Prins Karel bleef echter aan als regent. Opeenvolgende regeringen bleven het oneens over de vraag of het ‘niet in staat tot regeren’ kon worden opgeheven. Een deel van de bevolking verzette zich tegen de terugkeer van de koning. Karel bleef regent tot 20 juli 1950, toen de regering officieel vaststelde dat aan de onmogelijkheid tot regeren een eind was gekomen.
De koningskwestie, de vraag over het al dan niet terugkeren na de oorlog van Leopold III als koning, hield het land jarenlang verdeeld. Veel Belgen zagen prins Karel als de redder van de monarchie. Hij steunde het buitenlandse beleid van de regering in ballingschap, terwijl zijn broer Leopold neutraliteit bepleitte. Karel was bovendien een uitstekend diplomaat, die België tijdens de oorlog weer een positie gaf in de internationale politiek: de Benelux werd opgericht en België werd lid van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en van de Raad van Europa. In 1950 bracht een referendum Leopold III terug op de troon. Prins Karel trok zich daarna terug uit de politiek en legde zich onder de naam Karel van Vlaanderen toe op de schilderkunst.