De stad Den Haag werd in de Tweede wereldoorlog enigszins bespaard van grote aanvallen met verwoestingen als gevolg. Tot de luchtaanval van de geallieerden op 3 maart 1945. In een poging de V2-lanceerbases van de Duitse bezetter uit te schakelen die in het Haagse Bos waren opgesteld, zette de Engelse Second Tactical Air Force56 bommenwerpers, Mitchells en Bostons, in om vanuit België en Noord-Frankrijk de aanval in te zetten. Maar het ging mis. In meerdere rondes gooiden ze hun lading uit over vooral de wijk het Bezuidenhout, maar ook het Korte Voorhout werd geraakt. De harde noordenwind ‘blies’ de bommen naar verkeerde locaties, en door een navigatiefout met verwisselde coördinaten vielen de bommen midden in de woonwijk van Bezuidenhout op het Louise de Colignyplein.
Vanwege de laaghangende mist konden de piloten ook niet zien waar ze waren. In totaal werd 67.000 kilo aan brisantbommen uitgeworpen boven de Haagse wijk. Meer dan 520 mensen werden gedood, ruim 250 mensen raakten zwaargewond. Duizenden mensen werden dakloos en velen huizen, winkels, bedrijven, scholen en kerkgebouwen lagen in puin. Vooral de heftige brand heeft vele mensen het leven gekost. De hulpverlening was snel ter plaatse, maar door onder andere gebrek aan materieel, manschappen en gesprongen waterleidingen was de brandweer niet opgewassen tegen het ‘inferno’, zoals velen het later hebben beschreven.
Wie had kunnen schuilen voor de bommen en de brand, vluchtte massaal naar Voorburg of Binckhorst. De weg naar het Benoordenhout was afgesloten vanwege de Atlantikwall in het Haagse Bos. In paniek namen de mensen mee wat voor handen lag, vooral het kostbare Zweedse brood dat de dag daarvoor was uitgedeeld. De ontredderde vluchtelingen werden door de plaatselijke bevolking opgevangen. Velen hadden uiteindelijk alleen datgene wat ze bij zich droegen over als bezit, maar men was dankbaar voor het feit dat ze het bombardement hadden overleefd.